Читать онлайн книгу "Soldaat, Broeder, Tovenaar"

Soldaat, Broeder, Tovenaar
Morgan Rice


Over Kronen en Glorie #5
Morgan Rice komt wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel. Books and Movie Reviews, Roberto Mattos (over De Opkomst van de Draken) SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR is boek #5 in Morgan Rice’ bestverkopende epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE, dat begint met SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1) . De 17-jarige Ceres, een beeldschoon, arm meisje uit de stad Delos, heeft de slag om Delos gewonnen – maar een complete overwinning laat nog op zich wachten. Terwijl de rebellen haar als hun nieuwe leider zien, moet Ceres een manier vinden om het koningshuis van het Rijk omver te werpen en Delos te verdedigen tegen de naderende aanval van een leger van ongekende grootte. Ze moet proberen om Thanos te bevrijden voor hij geëxecuteerd wordt voor de moord op zijn vader, en hem helpen zijn naam te zuiveren. Thanos zelf is vastbesloten om Lucious op te jagen, om zijn vader te wreken en zijn broeder te doden. Pas daarna kan hij met een leger naar de kust van Delos terugkeren. Het zal een verraderlijke reis door vijandig gebied zijn. Een reis, zo weet hij, die in zijn eigen dood zal eindigen. Maar hij is vastberaden om een offer te brengen voor zijn land. Maar misschien verloopt niet alles volgens plan. Stephania reist af naar een ver land om de tovenaar te vinden die voor eens en altijd Ceres’ krachten kan afnemen. Ze is vastberaden om verraad te plegen dat Ceres’ dood zal betekenen, en haarzelf – en haar ongeboren kind – tot heerseres over het Rijk te maken. SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR vertelt een episch verhaal over tragische liefde, wraak, verraad, ambitie en lotsbestemming. Gevuld met onvergetelijke personages en bloedstollende actie voert dit boek ons mee naar een wereld die ons altijd bij zal blijven en ons weer opnieuw verliefd laat worden op fantasy. Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer. The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken) Boek #6 in OVER KRONEN EN GLORIE zal binnenkort verschijnen!







SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR



(OVER KRONEN EN GLORIE--BOEK 5)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.

Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com) om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews

Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die ervan droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


Boeken door Morgan Rice



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (Boek #1)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (Boek #1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (Boek #2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (Boek #3)

OPSTANDELING, PION, KONING (Boek #4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (Boek #5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (Boek #6)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)

DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (Boek #4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (Boek#5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (Boek #6)



DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)

EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)

EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)

EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)

EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)

EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)

EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)

EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)

EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)

EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)

HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA EEN: SLAVERUNNERS (Boek #1)

ARENA TWEE (Boek #2)

ARENA DRIE (Boek #3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (Boek #1)



DE VAMPIER DAGBOEKEN

VERANDERD (Boek #1)

GELIEFD (Boek #2)

VERRADEN (Boek #3)

VOORBESTEMD (Boek #4)

VERLANGD (Boek #5)

VERLOOFD (Boek #6)

BELOOFD (Boek #7)

GEVONDEN (Boek #8)

HERREZEN (Boek #9)

BEGEERT (Boek #10)

VERDOEMD (Boek #11)

GEOBSEDEERD (Boek#12)











(http://www.amazon.com/Quest-Heroes-Book-Sorcerers-Ring/dp/B00F9VJRXG/ref=la_B004KYW5SW_1_13_title_0_main?s=books&ie=UTF8&qid=1379619328&sr=1-13)

Luister naar DE TOVENAARSRING serie in audio boek formaat!

Nu verkrijgbaar op:

Amazon (http://www.amazon.com/Quest-Heroes-Book-Sorcerers-Ring/dp/B00F9VJRXG/ref=la_B004KYW5SW_1_13_title_0_main?s=books&ie=UTF8&qid=1379619328&sr=1-13)

Audible (http://www.audible.com/pd/Sci-Fi-Fantasy/A-Quest-of-Heroes-Audiobook/B00F9DZV3Y/ref=sr_1_3?qid=1379619215&sr=1-3)

iTunes (https://itunes.apple.com/us/audiobook/quest-heroes-book-1-in-sorcerers/id710447409)


Wil jij ook gratis boeken?



Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel, en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com)



Copyright В© 2017 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

Omslagafbeelding Copyright Ralf Juergen Kraft, gebruikt onder licentie van istock.com.


INHOUD



HOOFDSTUK EEN (#u43481443-b957-54cb-aeeb-90628b02832f)

HOOFDSTUK TWEE (#uefc42242-0fa7-55cc-84a5-1b9f2f34b4e1)

HOOFDSTUK DRIE (#u97efb6da-169e-5926-bff3-a034cf085461)

HOOFDSTUK VIER (#u4ecadbfb-0fc1-5938-99a8-29e7b0abbfa6)

HOOFDSTUK VIJF (#ud33c9a86-e210-514e-83e9-de9b0aad9249)

HOOFDSTUK ZES (#ue0104dde-38ea-5544-97cb-e78eb6d3a55f)

HOOFDSTUK ZEVEN (#ucb694016-4afe-5a4d-9188-34435ec02ec3)

HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTWINTIG (#litres_trial_promo)




HOOFDSTUK EEN


Thanos was verrast dat hij Гјberhaupt ontwaakte. Na wat de koningin had gezegd vlak voordat de soldaten hem bewusteloos hadden geslagen, had hij verwacht dat ze gewoon zijn keel zouden doorsnijden.

Hij wist niet of het positief was dat ze van gedachten waren veranderd.

Hij moest weer bewusteloos zijn geraakt, want ineens besefte hij dat hij naar de bloederige vloeren van zijn vaders vertrekken staarde. Hij kon zich herinneren hoe het had gevoeld om zijn vader in zijn armen te houden, hoe de ooit zo grote man kwetsbaar als een kind had gevoeld. In zijn droom zaten zijn handen onder het bloed.

Hij knipperde met zijn ogen, en het zonlicht vertelde hem dat dit geen droom meer was. Maar het bloed zat er nog. Zijn handen waren nog steeds rood, en Thanos wist niet hoeveel bloed er van hem was. Hij voelde ijzer tegen zijn lichaam, maar het waren geen boeien.

Hij kon zich er echter niet op focussen, en Thanos vroeg zich af hoe hard hij geslagen was als hij zich niet van zijn herinneringen kon losmaken. Ze sleurden hem weer mee, terug naar het hulpeloze moment waar hij zijn vader had zien sterven.

“Je zult de waarheid moeten bewijzen. De hele waarheid.”

Het had zijn vader zoveel kracht gekost om die woorden uit te spreken. Het was op dat moment zo belangrijk voor hem geweest dat Thanos kon bewijzen dat hij de zoon van de koning was. Misschien had hij een manier bedacht om een deel van de schade die hij in zijn leven had aangericht ongedaan te maken. Misschien had hij gezien hoeveel schade Lucious zou kunnen aanrichten als hij de macht kreeg.

Thanos kreunde. Het zonlicht stroomde door zijn dromen, en de pijn duwde hem weer terug naar zijn bewustzijn. Desondanks bleef de stem van zijn vader in zijn hoofd hangen.

“Felldust. De antwoorden die je nodig hebt zijn in Felldust. Dat is waar ze heen ging nadat ik…”

Zelfs in zijn dromen boden die woorden geen conclusie, met uitzondering van de lege blik in zijn vaders ogen. Hij had alleen de naam van een plek, een aanwijzing naar een reis die hem wellicht alles duidelijk zou maken.

Als hij lang genoeg leefde om die reis te maken.

Zijn bewustzijn kwam weer terug, en het kwam met het volledige gewicht van de pijn. Thanos had het gevoel alsof zijn hele lichaam bont en blauw was, tot op zijn botten. Hij kon nauwelijks zijn hoofd optillen, want het voelde alsof de inspanning alleen al het uit elkaar zou laten vallen. Hij wist uit ervaring hoe gebroken ribben voelden, en er waren te veel andere lichaamsdelen die bijna hetzelfde voelden.

De wachters die hem in elkaar hadden geslagen hadden zich niet ingehouden vanwege wie hij was. Het voelde eerder alsof ze hem daarom zelfs harder hadden geslagen. Misschien vanwege zijn vermeende verraad, of omdat ze wilden laten zien dat ze niet aan de kant van hun rebelse prins stonden.

Thanos slaagde erin om rechtop te gaan zitten en om zich heen te kijken. Zijn omgeving leek te verschuiven. Even dacht hij dat het door de pijn kwam, vertigo veroorzaakt door de klappen tegen zijn hoofd. Toen besefte hij dat hij echt bewoog. Verticale ijzeren tralies boden hem een constant referentiepunt bij de bewegingen.

“Een kooi,” mompelde Thanos, en de woorden voelden dik in zijn keel. “Ze hebben me in een kooi gehangen.”

Een tweede blik bevestigde het. Hij zat in een kooi die gevormd was als het soort kooi dat een bevallige edelvrouw zou hebben voor haar vogel, maar deze was groot genoeg voor een man. Wel, nauwelijks. Thanos’ benen bungelden tussen de tralies door, hoewel nog steeds boven de grond, dankzij de korte ketting die de kooit met een paal verbond.

Hij hing op een kleine, afgesloten binnenplaats. Het soort plek dat de adel gebruikte voor sport, of waar bedienden zich verzamelden voor onplezierige raken. Er zaten goten tussen de keien om bloed weg te spoelen.

In een hoek van de binnenplaats waren wachters bezig met het opbouwen van een schavot. Ze namen niet eens de moeite om naar Thanos te kijken. Het was ook niet bepaald simpel blok voor een onthoofding waar ze mee bezig waren.

Overspoeld door een plotselinge woede greep Thanos de tralies vast. Hij zou zich niet laten opsluiten als één of ander beest dat op de slacht wachtte. Hij zou hier niet blijven zitten terwijl mannen zich voorbereidden om hem te executeren voor iets dat hij niet had gedaan.

Hij rukte aan de tralies om ze te testen, maar ze waren sterk. De kooi had een deur met een slot dat met een ketting op zijn plek werd gehouden, elke schakel net zo dik als Thanos’ duim. Hij zocht naar een zwakke schakel, een zwakke plek om te kunnen ontsnappen uit de kooi.

“Hey! Haal je handen daar weg!” riep één van de wachters. Hij haalde uit met een stok die Thanos op zijn knokkels raakte. Hij snakte naar adem terwijl hij de drang om het uit te schreeuwen probeerde te bedwingen.

“Doe maar stoer,” zei de wachter, die Thanos met een zichtbare haat aankeek. “Als we met je klaar zijn schreeuw je wel.”

“Ik ben nog altijd van adel,” zei Thanos. “Ik heb het recht op een proces in het bijzijn van de aristocraten van het Rijk, en om de wijze van mijn executie te kiezen als het daartoe komt.”

Deze keer raakte de stok de tralies, op slechts een paar centimeter van zijn gezicht.

“De moordenaar van de koning krijgt de straf die voor hem wordt besloten,” beet de wachter terug. “Geen snelle bijl voor jou, verrader!”

Thanos kon de woede in zijn ogen zien. Echte woede, en iets dat leek op een gevoel van persoonlijk verraad. Thanos kon dat wel begrijpen. Misschien betekende het zelfs dat deze man ooit een goed hart had gehad.

“Je dacht echt dat de dingen zouden veranderen, nietwaar?” raadde Thanos. Hij nam een enorm risico, maar hij moest wel. Hij moest een manier vinden om zijn onschuld te bewijzen.

“Ik dacht dat jij de situatie beter zou maken,” gaf de andere man toe. “En toen bleek dat je samenwerkte met de rebellen om de koning te vermoorden!”

“Ik heb hem niet vermoord,” zei Thanos. “Maar ik weet wie het wel heeft gedaan. Help me hieruit, en—”

De stok raakte hem hard tussen zijn pijnlijke ribben, en terwijl de wachter uithaalde voor een volgende klap, probeerde Thanos een manier te vinden om zichzelf te beschermen. Maar hij kon geen kant op.

Toch kwam de klap niet. Thanos zag de wachter stoppen. Hij liet zijn stok zakken en boog diep. Thanos probeerde zijn hoofd te draaien om te zien wat er gaande was, en zijn kooi begon te draaien.

Koningin Athena stond voor hem, gekleed in rouwend zwart dat haar eruit deed zien alsof zij zijn beul was. De wachters verzamelden zich om haar heen, alsof ze bang waren dat Thanos, ondanks de tralies van zijn kooi, een manier zou vinden om haar te doden. Net zoals ze dachten dat hij de koning had gedood.

“Waarom hangt hij hier?” wilde Koningin Athena weten. “Ik dacht dat ik jullie had gezegd om hem gewoon te executeren.”

“Vergeef mij, uwe majesteit,” zei één van de wachters, “maar hij was bewusteloos, en het kost tijd om een executie voor te bereiden voor een verrader als hij.”

“Wat waren jullie van plan?” vroeg de koningin.

“We wilden hem half verhangen, zijn ingewanden eruit trekken, en hem op het wiel breken om hem af te maken. We konden hem geen snelle dood geven na alles dat hij heeft gedaan.”

Thanos zag de koningin even nadenken en toen knikken. “Wellicht heb je gelijk. Heeft hij zijn misdaden al bekend?”

“Nee, uwe majesteit. Hij claimt zelfs dat hij het niet gedaan heeft.”

Thanos zag de koningin haar hoofd schudden. “Onzin. Ze vonden hem bij het lichaam van mijn echtgenoot. Ik wil hem spreken, alleen.”

“Uwe majesteit, is dat—”

“Alleen, zei ik.” Koningin Athena’s dreigende blik was genoeg voor Thanos om medelijden met de man te krijgen. “Hij zit toch in zijn kooi. Schiet op met het schavot. Ik wil de moordenaar van mijn echtgenoot dood hebben!”

Thanos zag de wachters naar achteren schuifelen, bij hem en de koningin vandaan. Ze waren buiten hoorbereik. Thanos twijfelde er niet aan dat dat opzettelijk was.

“Ik heb de koning niet vermoord,” hield Thanos vol, ondanks het feit dat hij vermoedde dat het geen verschil zou maken. Niemand zou hem geloven zonder bewijs, laat staan de koningin, die hem nooit had gemogen.

Even was Koningin Athena’s uitdrukking gezet. Thanos zag haar bijna ongemerkt om zich heen kijken, alsof ze bang was dat iemand haar kon horen. Op dat moment begreep Thanos het.

“Maar dat weet u al, of niet?” zei Thanos. “U weet dat ik het niet heb gedaan.”

“Hoe zou ik zoiets nu kunnen weten?” vroeg Koningin Athena, maar er zat iets in haar stem dat niet erg overtuigend klonk. “Je werd betrapt met het bloed van mijn geliefde echtgenoot aan je handen, terwijl je bij zijn lichaam stond.”

“Geliefde,” herhaalde Thanos. “U bent alleen met de koning getrouwd vanwege een politieke alliantie.”

Thanos zag de koningin naar haar hart grijpen. “En dat betekent dat we niet van elkaar konden houden?”

Thanos schudde zijn hoofd. “U heeft nooit van mijn vader gehouden. U hield alleen van de macht die u kreeg door zijn vrouw te worden.”

“Je vader?” zei Koningin Athena. “Het lijkt erop dat je meer hebt ontdekt dan de bedoeling was, Thanos. Claudius heeft veel moeite gedaan om het verborgen te houden. Het is waarschijnlijk maar goed ook dat je hiervoor gaat sterven.”

“Voor iets dat Lucious heeft gedaan,” repliceerde Thanos.

“Ja, voor iets dat Lucious heeft gedaan,” antwoordde Koningin Athena. Haar woede was zichtbaar. “Dacht je dat je me iets over mijn zoon kon vertellen dat me zou shockeren? Zelfs dit? Hij is mijn zoon!”

Thanos kon de beschermingsdrang in haar stem horen, ijzersterk en onvoorwaardelijk. Op dat moment dacht hij aan het kind dat hij nooit zou krijgen met Stephania, en hoe beschermend hij zou zijn geweest jegens hun zoon of dochter. Hij wilde denken dat hij alles voor het kind zou hebben gedaan, maar terwijl hij naar Koningin Athena keek, wist hij dat dit niet waar was. Er waren grenzen die zelfs een ouder niet kon verleggen.

“En de rest dan?” vroeg Thanos. “Wat zullen zij doen als ze erachter komen?”

“En hoe zullen ze erachter komen?” vroeg Koningin Athena. “Ga je het ze nu vertellen? Ga je gang. Laat iedereen horen dat de verrader in de kooi claimt dat ondanks het feit dat hij bij zijn dode vader werd gevonden, het zijn broer was die de moord pleegde. Denk je dat iemand je zal geloven?”

Thanos wist het antwoord al. Het feit dat hij hier hing vertelde het hem. Voor iedereen die ook maar enige macht had in het Rijk was hij al een verrader, en bovendien was hij het kasteel in geglipt. Nee, als hij zou proberen hen de waarheid te vertellen zouden ze hem nooit geloven.

Hij wist dat tenzij hij wist te ontsnappen, hij hier zou sterven. Hij zou sterven, en Lucious zou koning worden. En daarna zou een ware nachtmerrie worden. Hij moest een manier vinden om het te voorkomen.

Zelfs Koningin Athena kon toch zeker wel zien hoe slecht de situatie zou worden? Hij moest het haar laten inzien.

“Wat denkt u dat er zal gebeuren zodra Lucious koning wordt?” vroeg Thanos. “Wat denkt u dat hij zal doen?”

Hij zag Athena glimlachen. “Ik denk dat hij zal doen wat zijn moeder zegt. Lucious heeft nooit veel tijd gehad voor de… saaie details van zijn positie. Sterker nog, ik moet je waarschijnlijk bedanken, Thanos. Claudius was te koppig. Hij luisterde niet naar me toen hij dat wel had moeten doen. Lucious zal beter kneedbaar zijn.”

“Als u dat gelooft,” zei Thanos, “dan bent u net zo gestoord als hij. U heeft gezien wat Lucious zijn vader heeft aangedaan. Denkt u dat u veilig bent omdat u zijn moeder bent?”

“Macht is de enige zekerheid die er is,” antwoordde Koningin Athena. “Maar wat er ook gebeurt, jij zal het niet meer meemaken. Als de galg klaar is zul je sterven, Thanos. Vaarwel.”

Ze draaide zich om, en het enige waar Thanos aan kon denken was Lucious. Lucious die gekroond werd. Lucious zoals hij was geweest in het dorp dat Thanos had gered. Lucious zoals hij geweest moest zijn toen hij hun vader vermoordde.

Ik zal vrij zijn, beloofde Thanos zichzelf. Ik zal ontsnappen, en ik zal Lucious vermoorden.




HOOFDSTUK TWEE


Ceres werd op de schouders van de menigte het Stadion uit gedragen, het zonlicht in. Haar hart zwol. Ze keek uit over de nasleep van het gevecht en werd overspoeld door een golf van emoties.

Er was natuurlijk de vreugde van de overwinning. Ze hoorde de mensen al juichend het Stadion uit stromen. De rebellen van Haylon en de krijgsheren, de resterende troepen van Heer West, en de inwoners van de stad.

Ze voelde opluchting om het feit dat haar wanhopige poging om de krijgsheren van Lucious’ laatste Killing te bevrijden was geslaagd, en dat het eindelijk voorbij was.

Er was nog meer opluchting. Ceres liet haar blik over de menigte glijden tot ze haar broertje en haar vader zag, arm in arm met een paar rebellen. Ze wilde naar hen toe rennen en zien of ze in orde waren, maar de menigte was vastberaden om haar de stad door te dragen. Ze moest maar genoegen nemen met het feit dat ze ongedeerd leken te zijn en met de anderen meejuichten. Ze voelde verbazing dat ze nog fut hadden om te juichen. Zo veel van deze mensen hadden hun leven op het spel gezet om de tirannie van het Rijk te stoppen. Zo veel.

Die gedachte bracht nog een emotie met zich mee: verdriet. Verdriet om het feit dat dit nodig was geweest, en dat er zoveel mensen hadden moeten sterven. Ze zag lichamen in de straten waar er confrontaties tussen rebellen en soldaten hadden plaatsgevonden. De meeste lichamen droegen de rode kleuren van het Rijk, maar dat was een schrale troost. Er waren ook veel gewone burgers bij, mensen die tegen hun wil waren gerekruteerd, of mannen die zich bij het leger hadden aangesloten omdat ze dachten dat het beter was dan een leven van armoede en onderdrukking. En nu lagen ze dood op straat, starend naar de lucht met ogen die nooit meer iets zouden zien.

Ceres voelde de warmte van het bloed op haar huid, dat al begon op te drogen in de hitte van de zon. Hoeveel mannen had ze vandaag wel niet gedood? Ze was de tel kwijtgeraakt, ergens in die eindeloze strijd. Er was alleen maar de drang geweest om door te gaan, om te blijven vechten, want stoppen betekende sterven. Ze was verloren geraakt in de stroom van het gevecht, meegesleurd door de energie, door haar eigen energie.

“Allemaal,” zei Ceres.

Ze had ze allemaal gedood, zelfs degenen die ze niet eigenhandig had afgemaakt. Zij was degene geweest die de mensen op de tribunes had overtuigd om geen genoegen te nemen met wat het Rijk als vrede beschouwde. Zij was degene geweest die de mannen van Heer West had overtuigd om de stad binnen te vallen. Ze keek naar de doden, vastberaden om hun herinnering in leven te houden, en niet te vergeten wat hun overwinning had gekost.

In de hele stad waren de littekens van het geweld zichtbaar: kapotte deuropeningen, de restanten van de barricades. Maar er waren ook tekenen van vreugde: mensen kwamen naar buiten en voegden zich bij de menigte die door de straten stroomde.

Ze kon niet veel horen behalve het gejuich, maar in de verte dacht Ceres dat ze de strijd verder hoorde gaan. Het liefst wilde ze naar voren rennen en zelf met ze afrekenen, en ze wist dat ze het moest eindigen voor het uit de hand liep. Maar op dat moment was ze veel te uitgeput. Het was alsof ze een eeuwigheid had gevochten. Als de menigte haar niet had gedragen, was Ceres waarschijnlijk ingestort.

Toen ze haar uiteindelijk op het grote plein neerzetten, ging Ceres op zoek naar haar broertje en haar vader. Ze baande zich een weg naar hen toe, en wist hen te bereiken dankzij de mensen die respectvol plaats voor haar maakten.

Ceres knuffelde hen.

Ze zeiden niets. Hun zwijgen, het gevoel van hun omhelzing, zei alles. Ze hadden het overleefd, als gezin, al was de afwezigheid van haar dode broer nog diep voelbaar.

Ceres wenste dat het voor altijd zo kon blijven. Dat ze gewoon veilig bij haar broertje en haar vader kon blijven, en dat ze de hele revolutie gewoon op zijn beloop kon laten. Maar terwijl ze daar stond, vergezeld door de twee mensen waar ze het meest om gaf, werd ze zich van iets anders bewust.

Mensen staarden naar haar.

Ceres vond dat niet zo vreemd na alles dat er gebeurd was. Zij had in het middelpunt van het gevecht gestaan, en nu, onder het bloed en het vuil, volledig uitgeput, zag ze er waarschijnlijk uit als een monster uit een legende. Toch leek dat niet de reden dat iedereen staarde.

Nee, ze keken alsof ze wachtten tot iemand hen vertelde wat ze nu moesten doen.

Ceres zag een aantal figuren zich door de menigte banen. Ze herkende één van hen als Akila, de slanke, gespierde man die de laatste golf van rebellen had geleid. Anderen droegen de kleuren van de mannen van Heer West. Er was minstens één krijgsheer bij, een grote man met een paar pikhouwelen, die zijn verwondingen leek te negeren.

“Ceres,” zei Akila, “de resterende imperiale soldaten hebben zich teruggetrokken naar het kasteel of zoeken naar wegen om de stad te verlaten. Mijn mannen zijn er zoveel mogelijk gevolgd, maar ze kennen deze stad niet zo goed, en… nou, er is een risico dat mensen het verkeerd opvatten.”

Ceres begreep het. Als Akila’s mannen op jacht waren naar vluchtende soldaten, zouden ze als indringers gezien kunnen worden. En zelfs als dat niet het geval was, dan zouden ze in een hinderlaag gelokt kunnen worden.

Toch voelde het vreemd dat er zoveel mensen naar haar keken voor antwoorden. Ze keek om zich heen, zoekend naar hulp, want er moest wel iemand zijn die beter gekwalificeerd was om de leiding te nemen. Ceres wilde er niet vanuit gaan dat ze zomaar de leiding kon nemen, alleen omdat haar bloed haar verbond met de Ouden.

“Wie heeft er nu de leiding over de rebellen?” riep Ceres. “Zijn er leiders die het overleefd hebben?”

Om zich heen zag ze mensen hun hoofd schudden. Ze wisten het niet. Natuurlijk wisten ze het niet. Ze hadden niet meer gezien dan Ceres. Ceres wist was Anka dood was, vermoord door Lucious’ beulen. Waarschijnlijk waren de meeste andere leiders ook dood. Dat, of ze hadden zich verborgen.

“En de neef van Heer West, Nyel?” vroeg Ceres.

“Heer Nyel heeft ons niet vergezeld bij de aanval,” zei één van de mannen van Heer West.

“Nee,” zei Ceres, “dat was ook niet te verwachten.”

Misschien was het maar goed ook dat hij hier niet was. De rebellen en de inwoners van Delos zouden een man van adel zoals Heer West al niet vertrouwd hebben, gezien alles waar hij voor had gestaan, en hij was een moedige en eervolle man geweest. Zijn neef was dat niet.

Ze vroeg niet of de krijgsheren een leider hadden. Dat was niet het soort mannen dat ze waren. Ceres had hen leren kennen tijdens de trainingen voor de Killings, en ze wist dat hoewel elk van hen de kracht van tien mannen had, ze niet in staat waren om iets als dit te leiden.

Ze keek naar Akila. Hij was overduidelijk een leider, en zijn mannen deden wat hij zei. Toch leek hij te wachten tot zij bevelen gaf.

Ceres voelde haar vaders hand op haar schouder.

“Je vraagt je af waarom ze naar jou zouden luisteren,” raadde hij, en hij zat veel te dichtbij.

“Ze zouden me niet mogen volgen alleen omdat ik toevallig het bloed van de Ouden heb,” antwoordde Ceres zachtjes. “Wie ben ik nu echt? Hoe kan ik hen ooit leiden?”

Ze zag haar vader glimlachen.

“Ze willen je niet volgen vanwege je voorouders. Als het daarom ging hadden ze Lucious wel gevolgd.”

Haar vader spoog in het stof, alsof hij wilde benadrukken wat hij daarover dacht.

Sartes knikte.

“Vader heeft gelijk, Ceres,” zei hij. “Ze willen je volgen vanwege alles dat je hebt gedaan. Vanwege wie je bent.”

Ze dacht daarover na.

“Jij kunt ze verenigen,” voegde haar vader toe. “Je moet het nu doen.”

Ceres wist dat ze gelijk hadden, maar het was nog altijd lastig om te midden van zoveel mensen te staan en te weten dat ze op haar wachtten om een beslissing te nemen. Wat zou er gebeuren als ze dat niet deed? Wat zou er gebeuren als ze iemand anders forceerde om de leiding te nemen?

Ceres kon het antwoord wel raden. Ze kon de energie van de menigte voelen, nu in bedwang, als gloeiende kolen die klaar waren om in een wildvuur te veranderen. Zonder leider zou de stad geplunderd worden. Er zou meer dood en verwoesting komen, en misschien zelfs een nederlaag als de facties daar overrompeld werden.

Nee, dat kon ze niet toestaan. Zelfs niet als ze niet zeker wist dat ze het aankon.

“Broeders en zusters!” riep ze uit, en tot haar verbazing viel de menigte om haar heen stil.

De aandacht op haar voelde nu volledig.

“We hebben een grote overwinning gerealiseerd, wij allemaal! Jullie allemaal! Jullie zijn de confrontatie met het Rijk aangegaan, en jullie hebben de overwinning uit de kaken van de dood gesleurd!”

De menigte juichte. Ceres keek om zich heen en gaf de mensen een moment om het te laten bezinken.

“Maar het is niet genoeg,” vervolgde ze. “Ja, we zouden nu allemaal naar huis kunnen gaan. We zouden veel bereikt hebben. Misschien zouden we zelfs een tijdje veilig zijn. Maar uiteindelijk zullen de heersers van het Rijk ons komen halen, ons en onze kinderen. Het zou weer worden zoals het was, of erger. We moeten dit afmaken, voor eens en altijd!”

“En hoe moeten we dat doen?” riep een stem uit de menigte.

“We bezetten het kasteel,” antwoordde Ceres. “We bezetten Delos. En we maken de stad weer van ons. We nemen de koninklijke familie gevangen, en we maken een eind aan hun wrede bewind. Akila, jullie zijn hier per schip gekomen?”

“Dat klopt,” zei de leider van de rebellen.

“Ga met je mannen naar de haven en zorg dat we de controle daar hebben. Ik wil niet dat de imperialen ontsnappen en een leger ophalen, of een vloot die ons kan overvallen.”

Ze zag Akila knikken.

“Dat doen we,” verzekerde hij haar.

Het tweede deel was moeilijker.

“De rest gaat met mij mee naar het kasteel.”

Ze wees naar de vesting die boven de stad uittorende.

“Het is al veel te lang een symbool van de macht die zij over jullie hebben. Vandaag eisen we die macht terug.”

Ze keek om zich heen om te zien hoe ze reageerden.

“Als je geen wapen hebt, haal je er heen. Als je te ernstig gewond bent, of dit niet wil doen, schaam je dan niet om hier te blijven. Maar als je mee komt, kun je later zeggen dat je erbij was op de dag dat Delos bevrijd werd!”

Ze pauzeerde.

“Mensen van Delos!” schreeuwde ze. “Staan jullie aan mijn kant?!”

Het antwoord van de menigte was oorverdovend.




HOOFDSTUK DRIE


Stephania klampte zich vast aan de reling van hun boot, haar knokkels zo wit als het schuim op de oceaan. Ze genoot niet van de zeereis. Alleen de gedachte aan de wraak waar het toe zou leiden maakte het dragelijk.

Ze behoorde tot de hoogste adel van het Rijk. Tijdens de lange reizen die ze eerder had ondernomen had ze haar tijd doorgebracht in de hutten van grote galeien, of in de met kussens beklede rijtuigen die omgeven waren door goed bewaakte konvooien. Ze had nog nooit haar ruimte moeten delen op een boot die veel te klein leek voor de uitgestrekte oceaan.

Het was echter niet alleen het gebrek aan comfort dat haar reis zo moeilijk maakte. Stephania was er altijd trots op geweest dat ze harder was dan mensen dachten. Ze klaagde niet om het feit dat deze lekke tobbe bij elke golf heen en weer bewoog, of vanwege het schijnbaar eindeloze dieet van vis en zout vlees. Ze klaagde zelfs niet over de stank. Onder normale omstandigheden zou Stephania haar meest geloofwaardige glimlach tevoorschijn getoverd hebben en het gewoon hebben geaccepteerd.

Haar zwangerschap maakte dat lastig. Stephania kon het kind nu in zich voelen groeien. Thanos’ kind. Haar perfecte wapen. Van haar. Het was iets dat bijna onwerkelijk had geleken. Maar nu haar zwangerschap elk gevoel van misselijkheid versterkte en haar voedsel nog afschuwelijks deed smaken, voelde het echter dan ooit.

Stephania zag Felene voorin de boot werken, samen met Stephania’s dienstmeisje, Elethe. De twee hadden niet meer van elkaar kunnen verschillen. De zeevrouw, dievegge en wat ze ook nog meer was droeg haar ruwe kniebroek en tuniek, en haar haren vielen in een vlecht langs haar rug. Haar dienstmeisje was gekleed in zijde en een mantel. Haar korte haar viel langs haar donkere features met een elegantie die de andere vrouw nooit zou bezitten.

Felene leek zich uitstekend te vermaken. Ze zong een zeemanslied dat zo vulgair was dat Stephania zeker wist dat ze het zong om haar te treiteren. Of misschien was dit gewoon Felene’s manier om iemand het hof te maken. Ze had gezien hoe de dievegge naar haar dienstmeisje keek.

Ze keek ook zo naar haar, maar het was in elk geval beter dan de argwanende blikken die ze kreeg. In het begin had het wel meegevallen, maar ze kwamen steeds frequenter, en Stephania kon wel raden waarom. Ze had gezegd dat ze Lucious’ elixer had genomen. Op dat moment had dat de beste manier geleken om Thanos pijn te doen, maar nu betekende het dat ze de symptomen van haar zwangerschap moest verbergen. Zelfs zonder de vrijwel aanhoudende misselijkheid kon Stephania zichzelf als een walvis voelen opzwellen. Haar jurken leken met de dag strakker te worden.

Ze kon het niet verborgen blijven houden, wat betekende dat ze Thanos’ geliefde zeemeisje op een gegeven moment zou moeten doden. Misschien kon ze het nu doen. Gewoon naar haar toe lopen en haar over de reling van de boot heen duwen. Of ze kon haar een waterhuid aanbieden. Ondanks de haast waarin ze was vertrokken had Stephania nog altijd voldoende vergif bij zich om met een heel legioen van potentiele vijanden af te rekenen.

Ze kon het zelfs aan haar dienstmeisje overlaten. Elethe was goed met messen, hoewel misschien niet goed genoeg. Ze was ten slotte de gevangene van de zeevrouw geweest toen Stephania hen in de haven had aangetroffen.

Die onzekerheid was genoeg om Stephania te doen twijfelen. Ze kon het zich niet veroorloven om een fout te maken. Ze had slechts één kans om dit te doen. Nu ze zo ver van haar andere middelen verwijderd was, zou falen geen stille retraite betekenen. Het zou haar dood kunnen worden.

Ze waren hoe dan ook nog altijd te ver uit de buurt van land. Stephania kon de boot niet sturen, en hoewel haar dienstmeisje in Felldust waarschijnlijk een bruikbare gids zou zijn, zou ze hen er waarschijnlijk niet zonder hulp heen kunnen krijgen. Ze hadden de vaardigheden van de zeevrouw nodig, zowel om weer veilig aan land te komen als om het juiste land te vinden. Er waren dingen die Stephania moest vinden, en dat zou nooit lukken als ze het land dat al generaties de bondgenoot van het Rijk was niet kon vinden.

Stephania liep naar de anderen. Even overwoog ze om Felene alsnog van boord te duwen, simpelweg om het feit dat ze zo verrassend loyaal was aan Thanos. Het was niet een eigenschap die Stephania van een zelfverklaarde dievegge had verwacht, en het betekende dat omkoperij waarschijnlijk geen optie was. En dan bleven er alleen de meer gewelddadige middelen over.

Toch wist Stephania een glimlach te forceren toen Felene zich naar haar omdraaide.

“Hoe ver moeten we nog?” vroeg ze.

Felene hief haar handen als een koopman die weegschalen balanceerde. “Een dag of twee, misschien. Het hangt van de wind af. Bent u mijn gezelschap nu al zat, prinses?”

“Nou,” zei Stephania, “je bent grofgebekt, neerbuigend, hooghartig, en bijna vrolijk over het feit dat je een crimineel bent.”

“En dat zijn alleen nog mijn goede eigenschappen,” zei Felene met een lach. “Desondanks kan ik u gemakkelijk naar Felldust brengen. Heeft u nagedacht over wat u gaat doen als we arriveren? Vrienden in het hof, wellicht, die u kunnen helpen om die tovenaar van u te vinden? Weet u waar u hem moet zoeken?”

“Waar de ondergaande zon de schedels van de versteenden ontmoet,” zei Stephania, denkend aan de beschrijving die Oude Hara de heks haar gegeven had. Stephania had voor die beschrijving betaald met het leven van één van haar andere dienstmeisjes. Het leek nauwelijks voldoende.

“Het is altijd zoiets,” zei Felene met een zucht. “Geloof me, ik heb behoorlijk wat indrukwekkende dingen gestolen in mijn leven, maar ik heb nog nooit duidelijke instructies gekregen. Ze geven je nooit een straatnaam, of zeggen dat je de derde deur aan de linkerkant moet nemen. Tovenaars, heksen, zij zijn het ergst van allemaal. Het verbaast me dat een adellijke vrouwe als u zich met dergelijke mensen inlaat.”

Dat was omdat de zeevrouw niets van Stephania afwist. Ze wist niets over wat ze had gedaan om meer te zijn dan slechts een gezicht op de achtergrond bij koninklijke gelegenheden. En ze wist al helemaal niet hoe ver ze bereid was om te gaan als het om wraak ging.

“Ik doe wat ik moet doen,” zei Stephania. “De vraag is of ik je kan vertrouwen.”

Felene wierp haar een glimlach toe. “Zolang u mij voornamelijk dingen vraagt die te maken hebben met drinken, vechten en incidenteel stelen.” Haar uitdrukking werd serieuzer. “Ik ben Thanos veel schuldig, en ik heb hem beloofd dat ik u zou beschermen. Ik verbreek mijn belofte niet.”

Was dat niet het geval geweest, dan was ze perfect geweest voor Stephania’s plannen. Oh, stond ze nu maar net zo open voor omkoperij als de rest van haar soort. Of zelfs voor verleiding. Stephania zou haar Elethe net zo makkelijk hebben gegeven als dat ze de oude heks haar laatste dienstmeisje had overhandigd.

“En als we in Felldust komen?” vroeg Felene. “Hoe vinden we die �plek waar de zon de schedels van de versteenden ontmoet’?”

“De schedels van de versteenden, daar heb ik wel over gehoord,” viel Elethe bij. “Die zijn in de bergen.”

Stephania zou hier liever privГ© over gepraat hebben, maar er was geen privacy op hun kleine boot. Ze moesten erover praten, en dat betekende dat Felene erbij moest zijn.

“Dat betekent dat we de bergen in moeten,” zei Stephania. “Kun jij dat regelen?”

Elethe knikte. “Een vriend van mijn familie leidt karavaans de bergen door. Dat moet niet al te lastig zijn.”

“Zonder te veel aandacht te trekken?” vroeg Stephania.

“Een karavaan meester die te veel aandacht trekt wordt beroofd,” verzekerde Elethe haar. “En we zullen meer te weten komen zodra we de stad bereiken. Felldust is mijn thuis, mijn vrouwe.”

“Ik weet zeker dat je ons goed van pas zal komen,” zei Stephania, op een manier die haar dankbaar deed lijken. Eerder zouden die woorden haar dienstmeisje hebben doen struikelen van vreugde, maar nu glimlachte ze alleen maar. Dat had waarschijnlijk iets te maken met alle aandacht die ze van Felene kreeg.

Het deed een kleine golf woede in Stephania opwellen. Het was geen jaloezie in de conventionele zin, want ze gaf niet op die manier om het meisje. Of om wie dan ook, nu Thanos uit haar leven was. Nee, die woede was er simpelweg omdat haar dienstmeisje van haar was. Ooit zou het meisje zichzelf van het leven hebben beroofd als Stephania haar dat had gevraagd. Nu wist Stephania niet zeker of ze dat nog zou doen, en dat stak. Ze zou een manier moeten vinden om haar loyaliteit te testen.

Ze had veel te doen in Felldust. Ze moest die tovenaar vinden, en zelfs als haar dienstmeisje één van de aanwijzingen over zijn locatie begreep, zou dat nog de nodige tijd en inspanning kosten. Ze zou moeten zoeken in een onbekend land waar de politiek en de mensen anders waren dan thuis, ondanks het feit dat hun zwakheden doorgaans overal hetzelfde waren.

En zelfs als ze de tovenaar kon vinden, dan zou ze nog een manier moeten bedenken om erachter te komen wat hij wist, of hem overhalen om haar te helpen. Misschien zou het alleen geld kosten, of een beetje charme, maar Stephania betwijfelde dat. Elke tovenaar met de kracht om één van de Ouden tegen te houden was in staat om gewoon te nemen wat hij wilde.

Nee, Stephania moest creatiever zijn, maar ze zou hoe dan ook een manier vinden. Iedereen wilde wel iets, of het nu macht, roem, kennis of simpelweg veiligheid was. Stephania had altijd al het talent gehad om erachter te komen wat mensen wilden; het was meer dan eens de hefboom die ervoor zorgde dat ze deden wat Stephania wilde.

“Vertel eens, Elethe,” zei ze impulsief. “Wat is het dat jij wil?”

“U dienen, mijn vrouwe,” zei het meisje onmiddellijk. Het was natuurlijk het juiste antwoord, maar er zat ook een oprechtheid in haar stem die Stephania wel beviel. Ze zou het ware antwoord spoedig achterhalen.

“En jij, Felene?” vroeg Stephania.

Ze zag de dievegge haar schouders ophalen. “Wat de wereld dan ook te bieden heeft. Bij voorkeur met voldoende schatten, alcohol, metgezellen en vreugde. Niet per se in die volgorde.”

Stephania lachte zachtjes en deed alsof ze haar leugen niet doorhad. “Natuurlijk. Wat anders zou iemand nog kunnen wensen?”

“Waarom vertelt u mij dat niet?” vroeg Felene. “Wat is het dat u wilt, prinses? Waarom doet u hier zo veel moeite voor?”

“Ik wil veilig zijn,” zei Stephania. “En ik wil wraak op degenen die Thanos van me hebben afgenomen.”

“Wraak op het Rijk?” zei Felene. “Ik denk dat ik me daar wel bij aan kan sluiten. Ze hebben me tenslotte op dat eiland gegooid.”

Als ze wilde geloven dat wraak op het Rijk het enige was dat Stephania wilde, des te beter. De objecten van Stephania’s woede waren veel makkelijker te definiëren: Ceres, dan Thanos, en iedereen die hen hielp.

Stilletjes herhaalde Stephania de belofte die ze in Delos had gemaakt. Ze zou haar kind opvoeden tot het perfecte wapen tegen zijn vader. Ze zou het kind opvoeden met liefde; ze was toch zeker geen monster. Maar het zou ook een doel hebben. Het kind zou weten wat zijn vader had gedaan. En dat sommige dingen onvergeeflijk waren.




HOOFDSTUK VIER


Lucious wilde het grootste deel van de reis naar Felldust niets liever dan iemand neersteken. Nu hij dichterbij kwam, werd dat gevoel alleen maar sterker. Hij stond daar in smerige kleren terwijl de zon op zijn huid brandde, gevlucht voor een rijk dat hem zou moeten gehoorzamen.

“Kijk uit waar je loopt, jong,” zei één van de zeelieden. Hij duwde Lucious opzij zodat hij een touw kost vastbinden. Lucious had niet de moeite genomen om de naam van de man te onthouden, maar hij wilde dat hij het wel had gedaan, al was het maar omdat hij dan tegen de kapitein kon klagen over deze vetzak.

“Jong? Je weet wie ik ben en je hebt het lef om me jong te noemen?” wilde Lucious weten. “Ik zou naar Kapitein Arvan moeten gaan en je met de zweep laten geven.”

“Doe dat maar,” zei de zeeman met de verveelde toon van iemand die wist dat hem niets kon overkomen. “Zie maar wat dat uithaalt.”

Lucious balde zijn vuisten. Het ergste was nog het gevoel van futiliteit. Kapitein Arvan stond op het commandodek met het stuur van de boot in zijn hand, zijn zware gewicht wiegend op de golven. Hij had duidelijk gemaakt dat Lucious alleen belangrijk was zolang hij geld had.

Zoals al het geval was sinds hij was vertrokken, bracht zijn woede beelden van bloed en steen met zich mee. Het stenen standbeeld van zijn voorvader, besmeurd met zijn vaders bloed.

Degene waar je me mee hebt gedood.

Lucious schrok daarvan, ondanks het feit dat de stem, helder als een ochtendlucht, diep als schuld, er al was geweest sinds hij de eerste klap had uitgedeeld. Lucious geloofde niet in spoken, maar de herinnering aan zijn vaders stem was er nog, en gaf hem antwoord wanneer hij probeerde na te denken. Ja, het was slechts zijn eigen geest die spelletjes met hem speelde, maar dat maakte het er niet beter op. Het betekende alleen dat zelfs zijn eigen gedachten niet deden wat hij wilde.

Niets deed dat. De kapitein van de boot had hem met tegenzin aan boord genomen, alsof het geen eer was om Lucious mee te nemen. Zijn mannen hadden Lucious met minachting behandeld, als een doodgewone crimineel die op de vlucht was voor gerechtigheid, in plaats van de rechtmatige machthebber van het Rijk, wie op een wrede manier van zijn troon was gestoten.

Van Thanos’ troon.

“Niet Thanos’ troon,” beet Lucious de lege lucht toe. “Van mij.”

“Zei je wat?” vroeg de zeeman zonder de moeite te nemen om zich om te draaien.

Lucious liep bij hem weg en stompte geërgerd met zijn vuist tegen de mast, maar dat deed de pijn door zijn knokkels schieten. Hij had de huid ervan af geschaafd. Als het aan hem had gelegen, had hij één of twee crewleden gevild.

Toch bleef Lucious op afstand, en trok hij zich terug naar de delen van het dek waar hij mocht zijn. Alsof hij een burger was die instructies had gekregen over waar hij moest staan. Alsof hij niet elk vaartuig in het Rijk kon claimen als hij het wilde.

Maar dat was wat de kapitein van de boot had gedaan. Hij had Lucious duidelijke instructies gegeven om bij de bemanning uit de buurt te blijven terwijl ze werkten, en geen problemen te veroorzaken.

“Anders ga je overboord en kun je zwemmen naar Felldust,” had de man gezegd.

Misschien had je hem moeten vermoorden, zoals je met mij hebt gedaan.

“Ik ben niet gestoord,” zei Lucious tegen zichzelf. “Ik ben niet gestoord.”

Dat zou hij niet toestaan. Net zoals hij niet zou toestaan dat mannen hem aanspraken alsof hij niet belangrijk was. Hij herinnerde zich de kille staat van razernij waarin hij zich had bevonden toen hij zijn vader had geslagen. Hij voelde nog steeds het gewicht van de buste in zijn handen, hoe hij ermee had uitgehaald omdat het de enige manier was geweest om hetgeen dat van hem was te behouden.

“Je hebt me ertoe gedwongen,” mompelde Lucious. “Je gaf me geen keus.”

Net zoals je slachtoffers jou geen keus gaven zeker, zei de innerlijke stem. Hoeveel heb je er nu al vermoord?

“Wat doet het ertoe?” wilde Lucious weten. Hij beende naar de reling en schreeuwde naar de golven. “Het doet er niet toe!”

“Bek houden, snotjoch, we proberen hier te werken!” riep de kapitein van het schip naar beneden.

Zelfs midden op zee kun je niet eens iets goed doen, zei de stem in hem.

“Kop dicht,” beet Lucious. “Kop dicht!”

“Je hebt het lef om zo tegen me te praten, jong?” wilde de kapitein weten. Hij stapte het hoofddek op om hem te confronteren. De man was groter dan Lucious, en normaal gesproken zou Lucious angst hebben gevoeld. Daar was nu echter geen plaats voor, want alle angst werd door zijn herinneringen verdrongen. Herinneringen aan geweld. Herinneringen aan bloed. “Ik ben de kapitein van dit vaartuig!”

“En ik ben een koning!” snauwde Lucious terug. Hij haalde uit met een stoot die bedoeld was om de andere man op zijn kaak te raken en hem achteruit te doen wankelen. Hij had nooit geloofd in eerlijk vechten.

In plaats daarvan deed de kapitein een stap achteruit; hij ontweek de stoot met gemak. Lucious gleed uit over het glibberige dek, en op dat moment sloeg de andere man hem.

Hij sloeg hem! Alsof hij een hoer was die voor haar beurt had gesproken, in plaats van een krijger die het waard was om tegen te vechten. In plaats van een prins!

Toch was de klap hard genoeg om hem op het dek te doen belanden, en Lucious gaf een kreun van woede.

Je kunt beter blijven liggen, jongen, fluisterde zijn vaders stem.

“Kop dicht!”

Hij reikte in zijn tuniek, zoekend naar het mes dat hij daar bewaarde. Dat was het moment dat Kapitein Arvan hem schopte.

De eerste keer raakte hij Lucious in zijn maag, hard genoeg om hem van zijn knieГ«n op zijn rug te doen belanden. De tweede keer schampte hij alleen zijn hoofd, maar het was nog altijd genoeg om hem sterretjes te doen zien. Het hielp niet om zijn vader tot zwijgen te brengen.

Jij noemr jezelf een krijger? Ik weet dat je beter hebt geleerd.

Makkelijk om te zeggen voor iemand die niet werd doodgeslagen op het dek van een schip.

“Dacht je dat je me kon neersteken, jong?” wilde Kapitein Arvan weten. “Ik zou je karkas verkopen als ik dacht dat iemand ervoor zou betalen. Zoals het is, gooien we je het water in en kijken we of zelfs de haaien hun neus voor je ophalen!” Er volgde een pauze, onderbroken door nog een trap. “Jullie twee, grijp hem. We zullen eens zien hoe goed royalty blijft drijven.”

“Ik ben een koning!” klaagde Lucious terwijl hij door sterke handen werd opgetild. “Een koning!”

En spoedig ben je een ex-koning, klonk zijn vaders stem.

Lucious voelde zich gewichtloos toen de mannen hem optilden, hoog genoeg om het eindeloze water om hen heen te zien waar hij spoedig in zou verdrinken. Alleen was het niet eindeloos, of wel? Kon hij zien—

“Land ahoy!” schreeuwde hun verkenner.

Voor een seconde hield de spanning stand, en Lucious wist zeker dat hij alsnog in het water gegooid zou worden.

Toen bulderde Kapitein Arvans stem boven alles uit.

“Laat die koninklijke verspilling van adem maar! We hebben allemaal onze taken uit te voeren, en we zullen spoedig van hem af zijn.”

De zeelieden trokken hun kapitein niet in twijfel. Ze lieten Lucious op het dek vallen en gingen met de rest van de bemanning aan de slag met het aantrekken van de touwen.

Je zou dankbaar moeten zijn, fluisterde zijn vaders stem.

Maar Lucious was allesbehalve dankbaar. In plaats daarvan zette hij in zijn hoofd dit schip en zijn bemanning op de lijst van mensen die zouden boeten zodra hij zijn troon terug had. Hij zou erop toezien dat ze zouden branden.

Hij zou ze allemaal laten branden.




HOOFDSTUK VIJF


Thanos zat in zijn kooi en wachtte op de dood. Hij kronkelde en draaide in de hete zon en zijn huid kleurde langzaam rood terwijl de wachters, aan de andere kant van de binnenplaats, de galg bouwden waar hij gedood zou worden. Thanos had zich nog nooit zo hulpeloos gevoeld.

Of zo dorstig. Ze negeerden hem daar en gaven hem niets te eten of te drinken. Ze besteedden alleen aandacht aan hem wanneer ze hun zwaarden langs de tralies van zijn kooi lieten ratelen om hem te treiteren.

Bedienden haastten zich heen en weer over het binnenplein. De urgentie waarmee ze hun taken uitvoerden suggereerde dat er iets aan de hand was in het kasteel waar Thanos niets over wist. Of misschien was dit simpelweg de manier waarop de dingen gingen in de nasleep van de dood van een koning. Misschien was al die activiteit gewoon Koning Athena die Delos eindelijk kon leiden op de manier die ze wilde.

Thanos kon zich dat wel voorstellen. Een ander was verloren geraakt in haar verdriet, nauwelijks in staat om te functioneren. Maar Thanos kon zich wel indenken dat Koningin Athena de dood van haar echtgenoot als een kans zag.

Thanos’ vingers klemden zich rond de tralies van de kooi. Het was heel goed mogelijk dat hij de enige was die echt om zijn vader rouwde. De bedienden en de mensen in Delos hadden alle reden om hun koning te haten. Athena was waarschijnlijk te druk bezig met haar plannetjes om er iets om te geven. En wat betreft Lucious…

“Ik zal je vinden,” beloofde Thanos. “Er komt gerechtigheid. Voor alles.”

“Oh, er zal zeker gerechtigheid komen,” zei één van de soldaten. “Zodra we je van je ingewanden ontdoen voor wat je hebt gedaan.”

Hij haalde uit naar de tralies en raakte Thanos’ vingers op een manier die hem ineen deden krimpen van de pijn. Thanos probeerde hem te grijpen, maar de wachter danste lachend naar achteren, waarna hij samen met de anderen weer verder ging met de bouw van het podium waar Thanos uiteindelijk gedood zou worden.

Het was een podium. Dit was allemaal een show. In één gewelddadige seconde zou Athena de macht over het Rijk verkrijgen. Ze zou de grootste bedreiging voor haar macht verwijderen en tegelijkertijd laten zien dat zij de leiding had, ondanks haar zoon die eigenlijk het recht had op de kroon.

Misschien geloofde ze zelfs dat het zo zou gaan. Als dat het geval was, dan wenste Thanos haar veel geluk. Athena was kwaadaardig en hebzuchtig, maar haar zoon was een krankzinnige zonder grenzen. Hij had zijn vader al gedood, en als zijn moeder dacht dat ze hem onder controle kon houden dan kon ze alle hulp gebruiken die ze kon krijgen.

Dat gold voor iedereen in Delos, van de laagste boer tot aan Stephania, overgeleverd aan de genade van de royalty die geen genade kende.

De gedachte aan zijn echtgenote deed Thanos huiveren. Hij was hierheen gekomen om haar te redden, en kijk wat er van hem terecht was gekomen. Als hij hier niet was geweest was de situatie misschien anders geweest. Misschien hadden de wachters dan beseft dat Lucious degene was die de koning had vermoord. Misschien zouden ze dan wel gehandeld hebben in plaats van te proberen het allemaal onder het tapijt te schuiven.

“Of misschien zouden ze het verzet de schuld hebben gegeven,” zei Thanos, “en had Lucious alsnog een excuus gehad.”

Ook dat kon hij zich wel voorstellen. Hoe erg de situatie ook uit de hand liep, Lucious vond altijd een manier om de schuld bij een ander te leggen. En als Thanos er niet was geweest, had hij nooit kunnen horen hoe zijn vader hem had erkend. Dan zou hij nu niet hebben geweten dat er bewijs lag in Felldust.

Hij zou geen kans hebben gehad om afscheid te nemen, of om zijn vader vast te houden terwijl hij stief.

Hij had nu vooral spijt van het feit dat hij Stephania niet kon zien voor ze hem zouden executeren, en dat hij zichzelf er niet van kon verzekeren dat ze in orde was. Ondanks alles dat ze had gedaan had hij haar nooit in de steek moeten laten op die kade. Het was een zelfzuchtige daad geweest. Hij had alleen maar aan zijn eigen woede en afkeer gedacht. Het had hem zijn echtgenote gekost, en het leven van zijn kind.

Het was een daad die Thanos waarschijnlijk zijn eigen leven zou kosten, gezien het feit dat hij hier alleen zat omdat Stephania vast zat. Als hij haar met zich mee had genomen en haar veilig op Haylon had achtergelaten, zou dit allemaal niet gebeurd zijn.

Thanos wist dat hij nog één ding moest doen voor ze hem zouden executeren. Hij kon niet ontsnappen, hij kon niet hopen om aan zijn lot te ontkomen, maar hij kon wel proberen om dit goed te maken.

Hij wachtte tot de volgende bediende bij hem in de buurt kwam. De eerste waar hij naar gebaarde liep door.

“Alsjeblieft,” riep hij naar de tweede, die over zijn schouder keek alvorens zijn hoofd te schudden en zijn weg te vervolgen.

De derde, een jonge vrouw, stopte.

“We mogen niet met u praten,” zei ze. “Het is ons verboden u voedsel of water te brengen. De koningin wil dat u lijdt voor het feit dat u de koning heeft vermoord.”

“Ik heb hem niet vermoord,” zei Thanos. Hij strekte zijn hand naar haar uit toen ze zich omdraaide. “Ik verwacht niet van je dat je dat gelooft, en ik vraag niet om water. Zou je me houtskool en papier kunnen brengen? Dat kan de koningin niet verboden hebben.”

“Wilt u een boodschap naar het verzet schrijven?” vroeg de vrouw.

Thanos schudde zijn hoofd. “Dat is het niet. Je mag lezen wat ik schrijf als je wil.”

“Ik… ik zal het proberen.” Ze zag eruit alsof ze meer had willen zeggen, maar Thanos zag één van de wachters hun kant op kijken, en het dienstmeisje haastte zich weg.

Wachten was moeilijk. Hoe moest hij nu toekijken hoe de wachters de galg bouwden waaraan hij verhangen zou worden tot hij bijna dood was, of het grote wiel waar ze zijn lichaam na afloop zouden breken? Het was een kleine wreedheid die aangaf dat zelfs als Koningin Athena erin zou slagen om grip op haar zoon te krijgen, het Rijk verre van perfect zou zijn.

Hij dacht nog steeds aan de wreedheden die Lucious en zijn moeder het land zouden kunnen toebrengen toen de dienstmeid terugkwam. Ze had iets onder haar arm. Het was slechts een vel perkament en een klein stukje houtskool, maar ze overhandigde het hem alsof het de sleutel tot zijn vrijheid was.

Thanos pakte het voorzichtig aan. Hij twijfelde er niet aan dat de wachters het hem af zouden nemen, al was het maar om de kans om hem nog meer pijn te doen. Zelfs als er wachter bij waren die niet compleet gecorrumpeerd waren door de wreedheid van het Rijk, ze geloofden nog altijd dat hij een verrader was die alles kreeg wat hij verdiende.

Hij boog zich over het stuk perkament en fluisterde de woorden terwijl hij probeerde te schrijven. Hij probeerde zo nauwkeurig te zijn als hij kon. Hij schreef in piepkleine letters, wetend dat er veel was dat hij moest opschrijven:



Aan mijn liefste echtgenote, Stephania. Tegen de tijd dat je dit leest ben ik al geГ«xecuteerd. Misschien vind je dat ik het verdiend heb, na de manier waarop ik je heb achtergelaten. Misschien voel je iets van de pijn die ik voel, wetend dat je tot dingen bent gedwongen die je niet wilde.



Thanos probeerde alles dat hij voelde in woorden om te zetten. Het was lastig om het allemaal op papier te krijgen, en de verwarrende chaos van gevoelens die door hem heen joegen te begrijpen:



Ik… hield echt van je, en ik kwam terug naar Delos om je te redden. Het spijt me dat me dat niet is gelukt, ook al weet ik niet zeker of we ooit weer samen hadden kunnen zijn. Ik… weet hoe blij je was toen je erachter kwam dat we een kind zouden krijgen, en ook ik was gevuld met vreugde. Zelfs nu is mijn grootste spijt dat we nooit de zoon of dochter kunnen zien die had kunnen zijn.



Alleen de gedachte al bracht meer pijn met zich mee dan alle klappen van de wachters bij elkaar. Hij had eerder terug moeten komen om Stephania te bevrijden. Hij had haar nooit achter moeten laten.

“Het spijt me,” fluisterde hij, wetend dat er niet genoeg ruimte zou zijn om alles op te schrijven dat hij wilde zeggen. Hij kon zeker niet zijn gevoelens kwijt in een brief die hij door een vreemde zou moeten laten bezorgen. Hij hoopte maar dat het genoeg zou zijn.

Hij had zo veel meer kunnen schrijven, maar dit was waar het om ging. Zijn verdriet over dat alles zo verkeerd was gelopen. Het feit dat er wel degelijk liefde was geweest. Hij hoopte dat het genoeg zou zijn.

Thanos wachtte tot het dienstmeisje weer in de buurt was, en strekte zijn arm naar haar uit.

“Kun je dit naar Vrouwe Stephania brengen?” vroeg hij.

Het dienstmeisje schudde haar hoofd. “Het spijt me, dat kan ik niet.”

“Ik weet dat het veel gevraagd is,” zei Thanos. Hij begreep dat het een groot risico was voor haar. “Maar als iemand dit naar haar toe kan brengen nu ze opgesloten zit—”

“Dat is het niet,” zei het dienstmeisje. “Vrouwe Stephania is hier niet. Ze is vertrokken.”

“Vertrokken?” herhaalde Thanos. “Wanneer?”

Het dienstmeisje spreidde haar handen. “Ik weet het niet. Ik hoorde één van haar dienstmeisjes erover praten. Ze ging de stad in, en ze is niet meer teruggekomen.”

Was ze ontsnapt? Was ze er zonder zijn hulp in geslaagd om weg te komen? Haar dienstmeisje had gezegd dat het onmogelijk was, maar had Stephania misschien toch een manier gevonden? Hij kon in elk geval hopen dat het mogelijk was, of niet?

Thanos dacht daar nog steeds over na toen het tot hem doordrong dat de activiteiten rond de galg waren gestaakt. Toen hij ernaar keek zag hij waarom. Hij was af. De wachters stonden ernaast en bewonderden hun constructie. Er hing een strop, die donker afstak tegen de lucht. Vlakbij stonden een draaiwiel en brander. Een enorm rad torende boven alles uit. Er lagen kettingen in, en er lag een enorme hamer naast op de grond.

Hij zag de mensen zich verzamelen nu. Er stonden wachters in een ring langs de rand van de binnenplaats. Ze zagen eruit alsof ze er waren om de orde te bewaren en tegelijkertijd omdat ze Thanos’ dood met eigen ogen wilden zien.

Achter de ramen hoog boven hem zag Thanos bedienden en aristocraten. Sommigen keken met wat eruitzag als medelijden naar beneden, anderen staarden uitdrukkingsloos of met haat in hun ogen met naar beneden. Thanos zag zelfs een paar mensen op het dak zitten om te kijken, duidelijk omdat ze geen andere plek hadden kunnen vinden.

Ze deden alsof dit het sociale evenement van het seizoen was in plaats van een executie, en Thanos voelde woede in zich opwellen.

“Verrader!”

“Moordenaar!”

Het boegeroep kwam naar beneden, de beledigingen gevolgd door fruit dat uit de ramen werd gegooid, en dat was nog het moeilijkste. Thanos had altijd gedacht dat deze mensen respect voor hem hadden, dat ze wel zouden weten dat hij nooit zou doen waar hij van beschuldigd was. Maar ze jouwden hem uit alsof hij de ergste van alle criminelen was. Ze beledigden hem niet allemaal, maar er waren er genoeg die het wel deden. Thanos vroeg zichzelf af of ze hem echt zo erg haatten, of dat ze alleen de nieuwe koning en zijn moeder wilden laten zien aan welke kant ze stonden.

Hij vocht toen ze hem kwamen halen en hem uit zijn kooi sleurden. Hij sloeg en schopte en probeerde zichzelf los te trekken, maar het was zinloos. De wachters grepen zijn armen vast, draaiden ze achter zijn rug en bonden zijn polsen vast. Toen stopte Thanos met vechten, al was het maar omdat hij nog iets van zijn waardigheid wilde behouden.

Stapje voor stapje leidden ze hem naar de galg die ze hadden gebouwd. Thanos klom op de kruk die ze onder de strop hadden neergezet. Als hij geluk had, zou de val misschien zijn nek breken en zou de rest van hun wrede plannen hem onthouden worden.

Terwijl ze de strop om zijn nek deden, dacht hij aan Ceres. Aan alles dat anders had kunnen zijn. Hij had de situatie willen veranderen. Hij had de dingen beter willen maken, en bij haar zijn. Hij wenste…

Maar er was geen tijd voor wensen, want Thanos voelde de wachters de kruk wegtrappen, en de strop rond zijn nek straktrekken.




HOOFDSTUK ZES


Het kon Ceres niet schelen dat het kasteel de laatste, ondoordringbare vesting van het Rijk moest zijn. Het kon haar niet schelen dat het muren als kliffen had, en muren die bestand waren tegen belegeringswapens. Hier zou het eindigen.

“Voorwaarts!” schreeuwde ze naar haar volgelingen, en zij stroomden achter haar aan. Een andere bevelhebber zou wellicht vanaf de achterhoede geleid hebben, zodat hij zorgvuldig kon plannen en anderen de risico’s kon laten nemen. Ceres kon dat niet doen. Zij wilde wat er nog over was van de macht van het Rijk zelf verscheuren, en ze vermoedde dat dat één van de belangrijkste redenen was dat zoveel mensen haar nu volgden.

Er waren er nu zelfs nog meer dan in het Stadion. De mensen uit de stad waren de straten op gekomen, en het verzet had zich verspreid als smeulende resten waar nieuwe brandstof op gegoten werd. Er waren mensen in de kleren van havenarbeiders en slagers, paardenknechten en kooplieden. Er waren nu zelfs een aantal wachters bij, die hun imperiale kleuren haastig losscheurden toen ze de vloedgolf van mensen zagen naderen.

“Ze zullen klaar zijn voor ons,” zei één van de krijgsheren naast Ceres terwijl ze richting het kasteel marcheerden.

Ceres schudde haar hoofd. “Ze zullen ons zien aankomen. Dat is niet hetzelfde als klaar zijn.”

Niemand kon hier klaar voor zijn. Het kon Ceres niet schelen hoeveel mannen het Rijk nu had, of hoe sterk hun muren waren. Zij had een hele stad achter zich. Zij en de krijgsheren stormden door de straten en toen over de brede promenade die naar de poorten van het kasteel leidde. Ze waren de kop van de speer, op de voet gevolgd door de mensen van Delos en wat er nog over was van de mannen van Heer West, die achter hen aan gingen op een tij van hoop en volkswoede.

Ceres hoorde geschreeuw voor zich toen ze het kasteel naderden, en het geluid van hoorns terwijl soldaten trachtten iets van een verdediging te organiseren.

“Het is te laat,” zei Ceres. “Ze kunnen ons nu niet tegenhouden.”

Maar er waren nog genoeg dingen die ze nu konden doen, wist ze. Er werden pijlen afgevuurd vanachter de muren, niet in de aantallen die een dodelijke regen voor de troepen van Heer West hadden gevormd, maar nog altijd gevaarlijk genoeg voor degenen zonder wapenrusting. Ceres zag dat een man naast haar in zijn borst werd geraakt. Een stukje achter hen ging een vrouw schreeuwend tegen de grond.

“Degenen met schilden of bescherming gaan met mij mee,” riep Ceres. “De rest, zorg dat je klaar bent om aan te vallen.”

Maar de poorten van het kasteel sloten zich al. Ceres had een visioen van haar volgelingen die braken op de poorten alsof ze de boeg van een enorm schip waren, maar ze vertraagde niet. Golven konden schepen ook verzwelgen. Zelfs toen de grote poorten met een geluid als donderslag dichtsloegen, stopte ze niet. Ze wist alleen dat het nu meer inspanning zou kosten om het kwaadaardige Rijk te verslaan.

“Klimmen!” schreeuwde ze naar de krijgsheren. Ze stopte haar twee zwaarden in de schedes, zodat ze haar handen vrij had om de muur te beklimmen. Het ruwe gesteente had voldoende handgrepen voor zij die moedig genoeg waren om het te proberen, en de krijgsheren waren meer dan moedig. Ze volgden haar en trokken hun gespierde lichamen omhoog alsof het een trainingsoefening was.

Ceres hoorde de mensen achter zich om ladders roepen, en ze wist dat de andere rebellen haar spoedig zouden volgen. Voor nu concentreerde ze zich op het ruwe gevoel van de stenen onder haar handen, de inspanning die ze nodig had om zichzelf van de ene naar de andere handgreep te hijsen.

Er suisde een speer langs haar heen, duidelijk door iemand van boven naar beneden geworpen. Ceres drukte zich plat tegen de muur om de speer voorbij te laten gaan, en klom toen weer verder. Zolang ze zich op de muur bevond was ze een doelwit, en het enige dat ze kon doen was door blijven gaan. Ceres was dankbaar voor het feit dat ze niet genoeg tijd hadden om kokende olie of brandend zand te halen om zichzelf te beschermen.

Ze bereikte de top van de muur, en er stond meteen een wachter om te verdedigen. Ceres was blij dat ze als eerste boven was, want alleen haar snelheid redde haar. Ze greep haar tegenstander en trok hem van de borstweringen af. Hij viel met een schreeuw in de ziedende massa van haar volgelingen.

Ceres sprong de muur op en trok haar zwaarden. Er kwam een tweede man op haar af, en ze pareerde terwijl ze stak. Ze voelde het zwaard zijn doel raken. Er kwam een speer van de zijkant, die haar gedeeltelijke wapenrusting schampte. Ceres haalde met brute kracht uit. Binnen enkele seconden had ze een open ruimte op de muur gecreГ«erd, en de krijgsheren stroomden over de muur om die te vullen.

Een aantal van de wachters probeerden terug te vechten. Een man haalde naar Ceres uit met een bijl. Ze dook omlaag, hoorde de klap toen de bijl de stenen achter haar raakte, en boorde één van haar zwaarden door zijn buik. Ze stapte om hem heen en schopte hem naar beneden, de binnenplaats op. Ze ving een zwaardslag tussen haar zwaarden op en duwde een andere man naar achteren.

Er waren niet genoeg wachters om de muur te houden. Sommigen vluchtten. Degenen die het gevecht aangingen stierven. EГ©n van hen rende met een speer op Ceres af, en ze voelde hem haar been bekrassen terwijl ze zonder ruimte probeerde te ontwijken. Ze sneed laag om haar aanvaller te blesseren, en bracht toen haar zwaarden op keelhoogte bij elkaar.

Haar korte bruggenhoofd op de muur breidde zich al snel uit naar iets dat op een golffront begon te lijken. Ceres vond een trap die naar beneden leidde, en ze nam vier treden tegelijk. Ze pauzeerde alleen om een aanval van een wachtende wachter te pareren en om hem een trap te geven.

Terwijl de krijgsheer achter haar de wachter besprong, vestigde Ceres haar aandacht op de poorten.

Er stond een groot wiel naast, duidelijk bedoeld om de enorme dingen op te krijgen. Er stonden zo’n tien wachters in een cirkel omheen, in een poging het wiel te beschermen en de horde mensen buiten te houden. Er stonden nog meer wachters bewapend met pijl en boog, klaar om te vuren op iedereen die probeerde de poorten te openen.

Ceres stormde zonder te vertragen op het wiel af.

Ze stak dwars door de wapenrusting van een wachter heen, trok haar zwaard uit zijn lichaam, en dook onder de aanval van een tweede wachter door. Ze haalde haar zwaard langs zijn dijbeen, spring overeind en haalde een derde neer. Ze hoorde een pijl van de stenen kletteren en wierp één zwaard. Ze hoorde een schreeuw toen die zich in zijn doelwit boorde. Ze griste het zwaard van een stervende wachter van de grond en wierp zich weer in de strijd. Binnen een seconde waren de anderen bij haar.

In de momenten die volgden was het chaos, want de wachters leken te begrijpen dat dit hun laatste kans was om de rebellen buiten te houden. EГ©n wachter kwam met twee zwaarden op Ceres af, en ze weerde hem aanval voor aanval af. Ze voelde de impact terwijl ze elke stoot pareerde, waarschijnlijk sneller dan de meeste anderen konden volgen. Toen stak ze tussen zijn aanvallen door en boorde haar zwaard door de keel van de wachter. Nog voordat hij in elkaar was gezakt, was ze alweer verder gegaan, en pareerde ze een aanval met een bijl die op een krijgsheer was gericht.

Ze kon hen niet allemaal redden. Terwijl Ceres om zich heen keek zag ze oneindig geweld. Ze zag één van de krijgsheren die het Stadion had overleefd neerkijken op een zwaard dat uit zijn borst stak. Hij trok zijn aanvaller naar zich toe terwijl hij viel, en raakte hem één laatste keer met zijn eigen zwaard. Ceres zag een andere man tegen drie wachters vechten. Hij doodde er één, maar terwijl hij dat deed kreeg hij zijn zwaard niet meteen los, waardoor een andere wachter van de gelegenheid gebruik maakte om hem in zijn zij te steken.

Ceres rende naar voren en schakelde de twee overgebleven wachters uit. Om haar heen woedde de strijd om het wiel voort tot zijn onvermijdelijke einde. Het was onvermijdelijk, want met de krijgsheren waren de wachters als rijpe mais, wachtend om neergehaald te worden. Dat maakte het geweld, of de dreiging, echter niet minder echt. Ceres kon nog net op tijd een zwaard ontwijken, en duwde de eigenaar terug naar de anderen. Zodra ze de ruimte had, sloot Ceres haar vingers om het wiel en duwde met alles dat haar krachten haar gaven. Ze hoorde het gekraak van katrollen, en het langzame gekreun van de deuren terwijl ze uiteengingen.

De mensen stroomden naar binnen, het kasteel in. Haar vader en broertje waren bij de eersten die door de poort kwamen, en renden naar haar toe. Ceres gebaarde met haar zwaard.

“Verspreiden!” riep ze. “Bezet het kasteel. Dood alleen degenen die je moet doden. Dit is een tijd voor vrijheid, niet voor een slachtpartij. Het Rijk valt vandaag!”

Ceres leidde de golf van mensen naar de troonzaal. In tijden van crisis was dit de plek waar mensen heen gingen om uit te vinden wat er gaande was, en Ceres vermoedde dat degenen die de leiding hadden in het kasteel daar zo lang mogelijk zouden blijven, in een poging de controle te behouden.

Om zich heen zag ze geweld uitbreken. Het was onmogelijk te bedwingen, onmogelijk om te vertragen. Ze zag een jonge aristocraat voor hen lopen, en de menigte viel op hem en sloeg hem met de wapens die ze konden vinden. Er liep een dienstmeid in hun weg, en Ceres zag dat ze tegen de muur werd geduwd en werd neergestoken.

“Nee!” schreeuwde Ceres toen ze zag dat een aantal burgers tapijten begonnen te verzamelen of achter aristocraten aangingen. “We zijn hier om er een eind aan te maken, niet om te plunderen!”

Maar het was al te laat. Ceres zag één van de bedienden achtervolgd worden door rebellen, terwijl anderen de gouden ornamenten die het kasteel versierden begonnen te verzamelen. Ze had een vloedgolf het kasteel in gebracht, en ze kon het nu niet meer terugdraaien.

Er stond een eskader koninklijke lijfwachten voor de deuren die naar de grote zaal leidden. Ze zagen er formidabel uit in hun vergulde wapenrustingen, geГ«tst met valse musculatuur en afbeeldingen die ontworpen waren om te intimideren.

“Geef je over en er overkomt je niets,” beloofde Ceres hen, hopend dat ze die belofte waar kon maken.

De koninklijke lijfwachten aarzelden geen seconde. Ze stormden met getrokken zwaarden naar voren, en binnen een seconde was het chaos. De koninklijke lijfwachten behoorden tot de beste krijgers in het Rijk, hun vaardigheden verfijnd door vele uren van training. De eerste die op haar af kwam was zo snel dat zelfs Ceres haar best moest doen om de aanval te onderscheppen.

Ze pareerde weer, en haar tweede waard glipte langs zijn wapen en boorde zich in zijn keel. Naast zich hoorde ze de geluiden van vechtende en stervende mensen, maar ze durfde niet om zich heen te kijken. Ze had het te druk met het terugdrijven van een andere tegenstander, en duwde hem de massale strijd in.

Er was niets dan de botsende lichamen. Er verschenen zwaarden uit, alsof een soort kronkelende massa van vlees was. Ze zag een man tegen de deuren gedrukt worden, en het gewicht van de mensen, dat haar naar voren droeg, drukte hem plat.

Ceres wachtte tot ze dichterbij kwam, en trapte de deur naar de grote zaal in. De poorten van het kasteel waren solide, maar deze braken open door de kracht van haar trap, en sloegen tegen de muren aan.

In de grote zaal zag Ceres groepen van adellijken, wachtend, alsof ze niet wisten waar ze heen moesten. Ze hoorde een aantal adellijke vrouwen schreeuwen alsof er een horde moordenaars was neergedaald. Vanaf waar ze stond vermoedde Ceres dat het waarschijnlijk ook zo leek.

In het hart van dit alles zag ze Koningin Athena, zittend op de hoge troon die van de koning had moeten zijn, geflankeerd door een stel enorme lijfwachten. Ze renden tegelijk naar voren, en Ceres deed een stap naar voren om hen te ontmoeten.

Ze stapte niet alleen, ze rolde.

Ze wierp zichzelf naar voren en dook onder de zwaarden van haar aanvallers door, waarna ze in een soepele beweging weer overeind kwam. Ze draaide zich om en haalde met beide zwaarden tegelijk uit. Ze raakte de lijfwachten met voldoende kracht om hun wapenrustingen te doorboren. Geruisloos vielen ze op de grond.

Er was één geluid dat wel boven het gekletter van zwaarden bij de deur uit kwam: het geluid van Koningin Athena die met bewuste traagheid in haar handen klapte.

“Oh, heel goed,” zei ze terwijl Ceres zich weer naar haar omdraaide. “Heel elegant. Elke hofnar zou trots zijn geweest. Wat is je volgende truc?”

Ceres beet niet. Ze wist dat Koningin Athena alleen nog maar woorden overhad. Natuurlijk zou ze daar alles uit proberen te halen.

“Nu zal ik het Rijk ten val brengen,” zei Ceres.

Ze zag Koningin Athena haar een blik toewerpen. “Met jezelf als leider? Hier komt het nieuwe Rijk, hetzelfde als het oude.”

Dat raakte Ceres harder dan ze wilde. Ze had het geschreeuw van de adel gehoord terwijl de rebellen zich als een wildvuur door het kasteel hadden verspreid. Ze had gezien hoe ze de aristocraten hadden aangevallen.

“Ik ben niet zoals jij,” zei Ceres.

De koningin gaf geen antwoord. Ze lachte alleen, en een aantal aristocraten deden met haar mee. Ze waren duidelijk allang gewend om mee te giechelen wanneer hun koningin iets grappig vond. De anderen leken veel te bang en hielden zich afzijdig.

Toen voelde ze haar vaders hand op haar schouder. “Je bent helemaal niet zoals zij.”

Er was echter geen tijd om daarover na te denken, want de menigte om Ceres heen begon rusteloos te worden.

“Wat gaan we met ze doen?” wilde één van de krijgsheren weten.

Eén van de rebellen had daar direct een antwoord op. “Vermoorden!”

“Vermoorden! Vermoorden!” Het werd een eentonige melodie, en Ceres kon de haat in hun ogen zien. Het voelde veel te veel zoals in het Stadion, waar ze om bloed hadden gevraagd. Waar ze bloed hadden geëist.

Er liep een man naar één van de edelvrouwen toe, een mes in zijn hand. Ceres reageerde instinctief, en deze keer was ze snel genoeg. Ze beukte tegen de aanstaande moordenaar aan, waardoor hij op de grond viel. Geschokt staarde hij Ceres aan.

“Dat is genoeg!” schreeuwde Ceres, en het werd doodstil.

Ze keek om zich heen en ontmoette hun blikken, ongeacht wie ze waren. Ze schuifelden beschaamd naar achteren.

“Geen doden meer,” zei ze. “Het is genoeg.”

“Wat doen we dan met ze?” wilde een rebel weten. Hij gebaarde naar de adel. Hij was duidelijk moediger dan de rest. Of misschien haatte hij de adel nog meer.

“We arresteren ze,” zei Ceres. “Vader, Sartes, kunnen jullie dat regelen? Ervoor zorgen dat niemand hen of iemand anders kwaad doet?”

Ze kon wel raden naar alle manieren waarop dit verkeerd kon gaan. Er zat zo veel woede in de mensen van de stad, in de mensen die het Rijk kwaad had gedaan. Dit kon gemakkelijk in een bloedbad uitlopen zoals Lucious dat veroorzaakt zou hebben, met gruweldaden waar Ceres geen deel van wilde uitmaken.

“En wat ga jij doen?” vroeg Sartes haar.

Ceres kon de angst die ze in zijn stem hoorde wel begrijpen. Haar broertje was waarschijnlijk in de veronderstelling geweest dat zij hier zou blijven om dit allemaal te organiseren, maar Ceres vertrouwde niemand anders meer dan hem.

“Ik moet de rest van het kasteel veroveren,” zei Ceres. “Op mijn manier.”

“Ja,” onderbrak Koningin Athena haar. “Nog meer bloed aan je handen. Hoeveel mensen zijn er al gestorven voor je zogenaamde idealen?”

Ceres had dat kunnen negeren. Ze had gewoon weg kunnen lopen, maar er was iets aan de koningin dat ze onmogelijk los kon laten, als een wond die maar niet wilde genezen.

“Hoeveel mensen zijn er gestorven zodat jij kreeg wat je wilde van hen?” kaatste Ceres terug. “Je hebt zoveel geïnvesteerd om het verzet te vernietigen terwijl je gewoon had kunnen luisteren en iets had kunnen leren. Je hebt zoveel mensen pijn gedaan. Daar zal je voor boeten.”

Ze zag een strakke glimlach op Koningin Athena’s gezicht verschijnen. “Zonder twijfel met mijn hoofd.”

Ceres negeerde haar en begon weg te lopen.

“Gelukkig,” zei Koningin Athena, “ben ik niet de enige. Het is te laat voor Thanos, liefje.”

“Thanos?” zei Ceres. Het was genoeg om haar halt te doen houden. Ze draaide zich om naar de koningin. “Wat heb je gedaan? Waar is hij?”

Ze zag Koningin Athena’s glimlach breder worden. “Je weet het echt niet, he?”

Ceres voelde woede en ongeduld in zich opwellen. Niet vanwege de manier waarop de koningin haar probeerde te provoceren, maar vanwege wat het betekende als Thanos echt in gevaar was.

De koningin lachte weer. Deze keer deed niemand met haar mee. “Je bent helemaal hierheen gekomen, en je weet niet eens dat je favoriete prins op het punt staat te sterven voor de moord op de koning.”

“Thanos zou nooit iemand vermoorden!” hield Ceres vol.

Ze wist niet waarom ze het zelfs maar moest zeggen. Niemand zou toch zeker geloven dat Thanos tot zoiets in staat zou zijn!

“Toch zal hij ervoor sterven,” antwoordde Koningin Athena. Het was de kalmte in haar stem die Ceres ertoe aanzette om naar haar toe te stormen en een mes tegen haar keel te zetten.

Op dat moment waren alle gedachten aan het beГ«indigen van het geweld vergeten.

“Waar is hij?” wilde ze weten. “Waar is hij?”

Ze zag de koningin bleek wegtrekken, en een deel van Ceres was er blij om. Koningin Athena verdiende het om bang te zijn.

“De zuidelijke binnenplaats, waar hij wacht op zijn executie. Zie je wel, je bent geen haar anders dan wij.”

Ceres gooide haar van de troon op de grond. “Laat iemand haar meenemen voordat ik iets doe waar ik spijt van krijg.”

Ceres rende door de zaal en baande zich een weg langs de laatste gevechten. Achter zich hoorde ze Koningin Athena lachen.

“Je bent te laat! Je komt nooit op tijd om hem te redden.”




HOOFDSTUK ZEVEN


Stephania staarde naar de horizon. Ze deed haar best om het geschommel van het schip te negeren, en probeerde te bedenken wanneer het beste moment was om de kapitein van de boot te vermoorden.

Er was geen twijfel over dat het moest gebeuren. Felene was als een geschenk van de goden geweest toen Stephania en haar dienstmeisje haar in Delos hadden ontmoet. Felene had hen geholpen om de stad uit te komen, en nu hielp ze hen naar Felldust. Allemaal dankzij Thanos.

Maar omdat ze van Thanos was, moest ze sterven. Het feit dat ze zo trouw aan hem was om hen zo ver te brengen betekende dat ze te trouw was om te vertrouwen met wat Stephania van plan was. Het was nu alleen nog een kwestie van timing.

Dat was een koorddans act. Stephania keek op en zag zeemeeuwen vliegen.

“Zij zijn een teken dat we dichter bij de kust komen, nietwaar?” vroeg ze.

“Heel goed, prinses,” zei Felene. Ze was net bezig om Elethe te leren vissen, en stond dichterbij dan nodig was. De vertrouwdheid van haar toon deed Stephania’s nekharen overeind komen, maar ze deed haar best om het te verbergen.

“Dus we zullen er spoedig zijn?”

“Nog even, en we zullen land zien,” zei Felene. “Niet veel later zullen we het vissersdorp bereiken waar we volgens Elethe de mensen van haar oom zullen vinden. Hoezo? Kunt u niet wachten tot u niet meer over hoeft te geven?”

“Ik kan niet wachten om zoveel te doen,” antwoordde Stephania. Hoewel het inderdaad fijn zou zijn als ze weer vaste grond onder haar voeten had. Ochtendmisselijkheid was geen goede combinatie met zeeziekte.

Dat was ook één van de redenen dat ze Felene beter zo snel mogelijk kon doden. Vroeger of later zou ze beseffen dat Stephania zwanger was, en dat paste niet bij het verhaal dat ze had verteld over hoe Lucious haar had gedwongen om zijn drankje te drinken.

Wanneer zou ze het raden? Het was voor Stephania inmiddels overduidelijk dat ze zwanger was. Haar jurk zat strak om haar groeiende buik, en haar lichaam leek drastisch te veranderen nu er een leven in haar groeide. Ze legde automatisch een hand op haar buik. Ze wilde het leven in zich beschermen. Ze wilde dat het groeide en sterk werd. Maar Felene bleef haar tijd met Elethe doorbrengen, makkelijk afgeleid door haar mooie gezichtje.

Dat was nog iets waar ze rekening mee moest houden. Ja, Stephania moest lang genoeg wachten om land in zicht te krijgen. Maar hoe langer ze wachtte, hoe groter het risico dat de loyaliteit van haar dienstmeisje op de proef werd gesteld. Hoe nuttig Felene ook was, Elethe was veel nuttiger als het aankwam op het vinden van de tovenaar. Bovendien was het dienstmeisje van haar.

Maar voor nu wachtte Stephania, want ze wilde deze badkuip niet hoeven besturen zolang er nog geen land in zicht was. Ze wachtte en keek toe terwijl Felene haar dienstmeisje hielp om een spartelende vis binnen te halen, waarna ze hem met een bizar scherp uitziend mes onthoofdde. Dat ze haar een blik toewierp terwijl ze het deed vertelde Stephania alleen maar dat de tijd begon te dringen.

De gedachte aan wat ze moest doen dreef Stephania ertoe, en ze nam een besluit. De tovenaar die Ouden had gedood was in Felldust. In Felldust zou ze een manier vinden om met Ceres af te rekenen. En daarna… daarna kon ze met Thanos afrekenen, en haar kind tot het wapen smeden dat ze nodig had.

“Het had niet zover hoeven komen,” zei Stephania. Ze ging staan, zodat ze over de reling uit kon kijken.

“Wat zei u, prinses?” vroeg Felene.

“Ik zei, is dat land?” vroeg Stephania.

Ze had het goed gezien. De zwarte veeg van de kust rees op aan de horizon. Eerst was het slechts een vage lijn boven de golven, die oprees als een soort rotsachtige zon. Langzaam vulde het Stephania’s blik.

“Aye,” zei Felene. Ze liep naar de reling en keek. “U zult spoedig veilig en wel aan land zijn, prinses.”

Stephania liet haar hand in haar mantel glijden. Met de zorgvuldigheid van iemand die het gewend was om met vergif te werken, sloot ze haar vingers om het mes. “Felene, er is iets dat ik je al wil vertellen sinds we vertrokken.”

“Wat is er dan, prinses?” zei Felene met een spottende glimlach.

“Het is simpel,” zei Stephania, die zelf ook een glimlach op haar gezicht toverde. “Noem me geen prinses!”

Haar hand haalde uit, en het mes glinsterde in de zon terwijl ze op Felene’s gezicht mikte.

Ze voelde een stekende pijn in haar pols en het duurde even voor Stephania besefte dat Felene haar elleboog omhoog had gebracht. Het mes viel uit Stephania’s hand, en ze zag het over de reling vallen.

Toen Felene haar sloeg, voelde ze een stekende pijn in haar wang. De klap was hard genoeg om Stephania te doen wankelen. Dit was niet de kwetsbare, meisjesachtige klap van een meisje van adel. Het was de klap van een zeevrouw, en de kracht deed Stephania hard op de planken van het dek neerkomen.

“Denk je soms dat ik achterlijk ben?” wilde Felene weten. “Denk je dat ik niet weet dat je hier al mee bezig bent sinds we vertrokken zijn?”

“Ik—” begon Stephania, maar het suizen in haar oren deed haar zwijgen.

“Je hebt geluk dat je Thanos’ kind in je draagt, anders had ik je nu meteen aan de haaien gevoerd!” beet Felene. “Oh ja, ik heb de signalen opgemerkt! En nu vraag ik me af of ik je aan een slavenhouder zal verkopen, je zal doden zodra Thanos’ kind is geboren, of er gewoon mee kappen en weer koers zal zetten naar Delos!”

Stephania wilde overeind krabbelen, maar Felene duwde haar weer tegen de grond. “Oh nee, prinses, je mag daar blijven liggen. Dat is veiliger voor ons allemaal, in elk geval tot ik genoeg touw heb gevonden om je aan de mast te binden.”

Stephania keek langs haar heen, naar Elethe. Ze gaf haar een bijna onzichtbaar knikje, hopend dat het genoeg was.

Dat was het. Haar dienstmeisje trok een kort, gekromd mes en sprong naar voren. Het leek erop dat Felene ook daarop was voorbereid, want ze draaide om haar as en pareerde de eerste aanval, haar eigen mes weer in haar hand.

“Jammer,” zei Felene. “We hadden veel plezier kunnen hebben samen. Ik heb het Eiland der Gevangenen overleefd. Dacht je dat ik jou niet aan zou kunnen?”

Stephania moest het gevecht dat volgde even bewonderen, en niet alleen omdat haar hoofd nog duizelde van Felene’s klap. Normaal gesproken had ze geen tijd om te kijken naar het spel van messen, of de zorgvuldig gescherpte vaardigheden van krijgers. Maar deze twee deden hun messen dansen in de zon terwijl ze vochten. Hun handen verwikkelden zich in elkaars armen, zoekend naar een opening. Stephania zag Felene voor een lage trap gaan, en een haal ontwijken. Ze bewoog zich dichter naar Elethe en worstelde met haar terwijl ze elkaar probeerden neer te steken.




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=43694807) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация